Over Infopolitie.nl

Infopolitie.nl is een website over de politie in Nederland. Het is geen website van de nationale politie, maar een particulier initiatief. Ga voor de officiële site van de Nederlandse politie naar www.politie.nl. Lees ook onze disclaimer.

(English | Russia | Oekranian | Polish | Deutsch)

Waar mag je stilstaan en waar mag je parkeren.

art. 23: Verbod tot stilstaan

De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

  • op een kruispunt of een overweg;
  • op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook;
  • op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan;
  • in een tunnel;
  • bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord;
  • op de rijbaan langs een busstrook en
  • langs een gele doorgetrokken streep.
    • Zo op het eerste oog zou men dus wel op trottoirs, voetpaden en fietspaden mogen stilstaan. Maar de plaats op de weg (art. 10) bepaalt, wie gebruik mag maken van trottoir, voetpad en fietspad. Een personenauto / vrachtauto mag daar nooit komen en dus ook niet stilstaan.
    • Parkeren bij een oversteekplaats is binnen 5 meter daarvan niet toegestaan. Deze bepaling geldt voor alle zijden van de oversteekplaats.
    • De bepaling, dat zoveel mogelijk rechts moet worden stilgestaan is vervallen. Ook hier geldt de plaats op de weg, namelijk zoveel mogelijk rechts houden (art. 3). Men mag dus eventueel links parkeren, dit is ter eigen beoordeling.
    • De doorgetrokken gele streep als verbod tot stilstaan is nieuw. Eerder gold een doorgetrokken gele streep als parkeerverbod. Het parkeerverbod wordt nu aangeduid als een onderbroken gele streep. (zie onder)

art. 24: Parkeerverbod

  • 1 De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:

    • a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;

    • b. voor een inrit of een uitrit;

    • c. buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

    • d. op een parkeergelegenheid:

      • 1°. voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;

      • 2°. op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;

      • 3°. op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

    • e. langs een gele onderbroken streep;

    • f. op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

    • g. op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.

  • 2 Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.

  • 3 De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.

  • 4 Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E10, E12 of E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.

Art. 25: Parkeerschijfzone

    1. Het is verboden in een parkeerschijf-zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
    2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.
    3. Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Een parkeerschijf, voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt.
    4. Bij het instellen mag het tijdstip van aankomst naar boven worden afgerond op het eerstvolgende hele of halve uur. De toegestane parkeerduur mag niet zijn verstreken.
    5. Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden het tweede tot en met het vierde lid slechts gedurende die dagen of uren.
  • Binnen een parkeerschijfzone moet langs de blauwe streep gebruik gemaakt worden van de parkeerschijf.
  • Op andere plekken, dus zonder een blauwe streep, is parkeren in principe verboden. De enige uitzondering zijn de in het gebied aangegeven parkeerplaatsen. Daar mag worden geparkeerd zonder parkeerschijf.
  • Op de meeste parkeerschijfzones is aangegeven hoe lang men maximaal mag parkeren. Er mag dan niet langer geparkeerd worden dan de geldende parkeerschijfduur.
  1. Een parkeerschijf moet duidelijk zichtbaar worden geplaatst (art. 25, tweede lid, RVV 1990). In de praktijk controleerde de politie logischerwijze op zichtbaarheid achter de voorruit. Bij strafrechtelijke vervolging omdat de parkeerschijf niet achter de voorruit zichtbaar was, kwam het bij wijze van verweer op de zitting voor dat de betrokkene verklaart de schijf wel degelijk zichtbaar te hebben geplaatst, bijvoorbeeld op de hoedenplank achter de achterruit.
  2. Om de handhaving van de regel omtrent de zichtbaarheid van de parkeerschijf te versimpelen en efficiënter te maken, is de regel aangescherpt in die zin dat de parkeerschijf duidelijk zichtbaar achter de voorruit moet worden aangebracht.

    Verder is bepaald dat de tijd van aankomst uitsluitend handmatig mag worden ingesteld. In de praktijk wordt gebruik gemaakt van parkeerschijven die zijn voorzien van een mechanisme dat de tijd van aankomst automatisch doorschuift, waardoor de toegestane parkeerduur automatisch en in strijd met het doel van de regeling continu  ordt verlengd. Door de betrokken wijziging is het gebruik van dergelijke parkeerschijven aan banden gelegd.

 

Art. 26: Gehandicaptenparkeerplaats

  1. Op een gehandicaptenparkeerplaats mag alleen geparkeerd worden door:

    • een gehandicaptenvoertuig, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte;
    • een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt, dan wel met het vervoer van een of meerdere personen die in een instelling verblijven, indien de kaart aan het bestuur van die instelling is verstrekt; of
    • indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.
    Indien op een onderbord een maximale parkeerduur is vermeld, is artikel 25, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de parkeerplaats niet hoeft te zijn voorzien van een blauwe streep.
  • Een herkenbaar gehandicaptenvoertuig hoeft dus geen gehandicaptenparkeerkaart in de auto te hebben liggen.
  • Als het een bijzondere gehandicaptenparkeerplaats is, wordt dit met een onderbord aangegeven. Meestal staat daar het kenteken van het motorvoertuig vermeld.
  1. Artikel 8, tweede lid, onderdeel d, onderdeel 4°, BABW maakte het alleen mogelijk bij bord E10 (parkeerschijfzone) met verplicht gebruik van parkeerschijf, tevens parkeerverbod indien er langer wordt geparkeerd dan de parkeerduur die op het bord is aangegeven) de maximale duur aan te geven waarop – met gebruik van een parkeerschijf – mag worden geparkeerd.
  2. Bij met name de gemeentelijke wegbeheerders is er behoefte door middel van onderborden ook voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats de maximale duur aan te geven waarop – met gebruik van een parkeerschijf – mag worden geparkeerd. De wijziging van artikel 8, tweede lid, onderdeel d, onderdeel 4°, BABW maakt dit mogelijk.
  3. De wijziging van artikel 26 RVV 1990 regelt het verbod langer te parkeren dan op het onderbord is aangegeven en anders te parkeren dan met een parkeerschijf. Overtreding van het verbod is een strafbaar feit krachtens artikel 92 RVV 1990.

    Anders dan bij een parkeerzone het geval is, hoeft een gehandicaptenparkeerplaats waarbij is aangeven dat een maximale parkeerduur geldt en een parkeerschijf moet worden gebruikt, niet te worden aangegeven door middel van een blauwe streep.

Art. 27: Plaatsen van (brom)fietsen.

  1. Fietsen en bromfietsen worden geplaatst:

    • op het trottoir;
    • op het voetpad;
    • in de berm;
    • op door bevoegd gezag aangewezen plaatsen.
  2. Borden kunnen het plaatsen van (brom)fietsen verbieden. (bord E-3)
Cookies

Wij gebruiken cookies om de website goed te laten werken en om volledig anoniem het gebruik van onze website te analyseren. Met uw toestemming plaatsen we ook cookies van derden. Door op "Accepteren" te klikken geeft u toestemming voor het plaatsen van deze derden cookies. Klikt u op "Weigeren", dan worden deze cookies niet geplaatst.